donderdag 30 augustus 2012

Zou de voordeur al open zijn?


“Ik hoor wat ze zeggen, maar begrijp het niet. Het klinkt beangstigend. Ze lachen, dus het zal wel goed zijn.”

Toen ik Teddy ontdekte zat hij daar al jaren, verbannen naar de hoek. Hij kent mijn ‘2 favorite allies’ heel lang, maar heeft hun aandacht verloren. Teddy zit ook al jaren in dezelfde houding. Voorover geleund, het hoofd gebogen, armen en benen recht vooruit gestrekt . Bovenop de Jemenitische  kist, naast de iPhone speaker en allemaal smeerseltjes voor lijf en leden. Ik denk dat hij heel stram is.

Voorzichtig heb ik me de afgelopen dagen richting Teddy verplaatst en ben in zijn armen gekropen. Het ging helemaal goed, met zonder handjes en zonder op te vallen. Ze hebben niets gemerkt.
Ik ben bang om alleen te zijn en zoek troost. Dat heb ik gevonden bij Teddy. Hij zegt dat het allemaal moeilijk is, maar dat het wel goed komt. Hij is al oud en dus heel wijs. Zijn ene oor hangt bijna los aan zijn hoofd. Het lijkt hem niets te doen. Misschien hoort hij niet zo goed wat ze zeggen en blijft daarom zo rustig. Ik vind dat wel prettig.

Maandenlang heb ik aan het hoofdeinde van het bed gezeten en stilletjes toe gekeken. Toen de zomer kwam namen ze me niet mee op stap, ze waren mij vast vergeten. Ik denk dat ze weg gingen met ‘de Kempert’, maar zeker weten doe ik dat niet. De gordijnen bleven dicht en ik bleef achter zonder enige informatie waar ze waren. 
Nu ze weer terug zijn worden hun gesprekken steeds vreemder.
“De kop is eraf en de ogen zijn eruit”, zeggen ze en dan lachen ze.
 “Niemand zal het begrijpen” en vertellen elkaar dat de kop eraf natuurlijk figuurlijk is.
“De ogen waren er zo uit”, ik denk dat ze dat letterlijk bedoelen.
Ze staan ook heel vroeg op. Uit hun verhalen maak ik op dat ze elke dag samen op stap gaan, maar waar naar toe?  Elke dag, voor dag en dauw, vragen ze elkaar weer, “zou de voordeur al open zijn?”
Ik hoor en zie dingen die binnen de vier muren van de slaapkamer horen te blijven. Teddy lijkt zich er niet om te bekommeren. Maar nu de naam Hannibal Lecter is gevallen heb ik besloten dat ik mijn angsten moet delen.

“Ik hoor wat ze zeggen, maar begrijp het niet. Het klinkt beangstigend. Ze lachen, dus het zal wel goed zijn. Ik ben maar een klein beertje. Ik wil de wijde wereld in samen met mijn ‘2 favorite allies’. Zou deze gekkigheid in de herfst afgelopen zijn? Ik hoop het wel. Dan nemen ze me vast weer mee. Dan gaan we weer onbezorgd op reis. Dan kan ik Teddy deze winter vertellen over onze mooie avonturen die we hebben beleeft. Dan is alles weer goed.
Natuurlijk is de voordeur open! Daar moeten we toch door naar binnen en mogen we weer door naar buiten. ”